Dat de Polen ons zo goed bevallen, zou niets bijzonders moeten zijn. Historisch gezien is het normaal dat immigranten harder werken dan de autochtonen, meer bedrijven stichten, meer banen scheppen, meer sparen, minder uitkeringen ontvangen, en het werk doen dat wij links laten liggen. Van dat soort migranten kun je er nooit genoeg hebben. In hun boek Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550 (Bert Bakker, 2008) sommen Herman Obdeijn en Marlou Schrover de vele succesvolle immigrantengroepen keurig op. Tegen de verwachting in maken ze echter geen uitzondering voor de Turken en Marokkanen, want volgens de auteurs is hun immigratie niet mislukt. Alle nieuwkomers hebben nu eenmaal moeite zich een plaats te verwerven in de Nederlandse maatschappij; bij sommigen duurt dat alleen wat langer dan bij anderen.
Dat er geen sprake zou zijn van een breuk met het verleden, wordt helaas door de feiten weersproken. De Turkse en Marokkaanse gastarbeiders vormen wel degelijk een uitzondering in onze migratiegeschiedenis. Van hen, die rond 1970 onder aan de Nederlandse arbeidsmarkt waren begonnen, had in 1995 de helft geen vooruitgang geboekt en was eenderde werkloos geworden. In 2000 ontving meer dan de helft(!) van de Turkse en Marokkaanse mannen boven de 40 een arbeidsongeschiktheidsuitkering en daar dienen een onbekend aantal bijstandstrekkers nog bij te worden geteld.
Noch de Vlaamse textielarbeiders uit de 16de eeuw, noch de hugenoten uit de 17de eeuw, noch de asjkenazische Joden uit de 18de eeuw of de Duitse hannekemaaiers en dienstmeisjes uit de 19de en 20ste eeuw hebben ooit zo massaal en zo lang hun hand opgehouden. [bron]
Instant update: Beluister ook de video column van Ephimenco over dit onderwerp.
Update 2: hier meer over “Wegsturen of binnenlaten? Het Nederlandse immigratie trauma.”
Er is niets mis met de recente immigranten. Het grote probleem is dat nu een verzorgingsstaat bestaat. Onder het mom van ‘armoedebestrijding’ wordt juist armoede gecreëerd.