Paul Cliteur schreef vandaag een lang artikel over rol van het Atheisme in het discours over religie en gedeelde waarden in de hedendaagse maatschappij. Cliteur verwijst daarbij uitdrukkelijk naar de spaanse filosoof Fernando Savater:
Fernando Savater is een van de populairste denkers van Spanje. Hij werd geboren in San Sebastián (het Spaanse Baskenland) en hij studeerde filosofie in Madrid. Om politieke redenen heeft hij in de nadagen van het Francobewind korte tijd gevangen gezeten. Hij moest ontslag nemen als universitair docent. Na de dood van Franco werd hij benoemd als hoogleraar ethiek aan de universiteit van San Sebastián en in 1993 als hoogleraar filosofie aan de universiteit van Madrid. Door zijn verzet tegen het terrorisme staat hij al jarenlang op de dodenlijst van de Eta. Van het Europees Parlement kreeg hij de Sacharov-prijs.
Hieronder enkele citaten waarin cliteur de opvattingen van Savater samenvat:
Laat ik beginnen met het anti-relativistisch uitgangspunt dat hij uitdraagt. In zijn onlangs verschenen verschenen ’Vrijheid, gelijkheid, burgerschap: zakwoordenboek voor mensen van morgen’ zegt hij: „We hoeven niet te verhullen noch ons ervoor te schamen dat wij in het Westen ons met pijn en moeite ontdaan hebben van de voorouderlijke manier van leven (waarin we onder meer gebukt gingen onder een rigide hiërarchie van klassen en onder de knoet van een kerkelijke gedachtepolitie). Het zou absurd zijn de verovering van de hedendaagse vrijheid ongedaan te maken door het importeren van tradities van onderdrukking en bijgeloof.”
Eerlijk gezegd zijn dit m.i. niet heel nieuwe ideeen, wat echter niets afdoet aan hun waarheidswaarde.
Over de veelbesproken kwestie of migranten aan hun eigen identiteit mogen vasthouden zegt hij: „Migranten hebben in beginsel gelijk als ze vasthouden aan hun gebruiken, gastronomie, hun vormen van vroomheid en proberen die met ons te delen – want de vrijheid dat te doen, is een van de vormen van rijkdom die wij bieden. Maar het bewaken van hun culturele erfenis is alleen goed mogelijk als dat gepaard gaat met het herscheppen van de tradities van hun gemeenschap in een vorm die past in onze rechtsstaat. Het werkt niet als men zich vastklampt aan tradities die strijdig zijn met democratische vrijheden.” Diversiteit is prima, kortom, maar die kan niet zover gaan dat mensen democratische waarden en rechtsstatelijke vrijheden uitleveren aan diezelfde diversiteit. Die staan recht overeind. Daar zit de ’eenheid’.
En over de plek van religie in de staat en maatschappij:
[…] Religie als ’privézaak’ betekent helemaal niet dat gelovigen in de maatschappij niet voor hun religie zouden mogen uitkomen. Dat mag iedereen – het is een recht dat wordt beschermd door artikel 6 van de Nederlandse Grondwet. Geen mens die je iets in de weg legt. Waar de discussie om draait is ten eerste of de geloofsbeleving van gelovigen met publieke middelen mag worden betaald en ten tweede of de staat zelf in het religieuze dispuut stelling moet nemen door één of meer officiële godsdiensten te bevorderen boven andere godsdiensten of boven ongeloof. […]
Belangrijk is wel dat er open over dit soort onderwerpen gesproken wordt, en daar schort het volgens Cliteur nogal aan:
Zelf heb ik soms de indruk dat in Nederland de échte punten niet aan de orde komen. Tegenwoordig hebben wij het gevoel dat samenleven problematisch is geworden. Onderschrijven we allemaal nog wel dezelfde waarden? Maar omdat we die discussie niet aandurven, voeren we een discussie over iets dat erop lijkt, maar dat we een minder gevaarlijk onderwerp vinden. […] Toch, uiteindelijk moeten we aan de orde durven stellen dat de gehele burgerij de basiswaarden van rechtsstaat, democratie en mensenrechten moet onderschrijven. Vervolgens kun je – natuurlijk – discussie voeren over wat die waarden zijn, wat ze inhouden en wat in overeenstemming en wat in strijd is met die waarden. Maar elk gesprek daarover van tafel vegen als ’provocatief’, ’niet-respectvol’ of anderszins ongewenst, stelt het noodzakelijke gesprek alleen uit.
De elementen die de westerse vrije samenleving kenmerken zijn niet vanzelf ontstaan en moeten actief worden verdedigd, aldus Savater en Cliteur. En dat betekent dat een maatschappij de moed moet opbrengen om daar open en eerlijk over de spreken en het aan de orde te stellen. (En dan niet alleen selectief als het een politieke tegenstander betreft.)
We moeten goed voor ogen houden, schrijft Savater, dat vooruitgang niet te danken is aan een of ander mechanisme van de Voorzienigheid of van de geschiedenis. Dat laatste dacht Condorcet, maar Savater bestrijdt dat. Hij zegt: „Vooruitgang is altijd en overal louter het resultaat van onze eigen bewuste inspanning, van ons eigen vermogen om te vechten tegen wat slecht is en te vechten voor wat beter is.”
Het probleem met deze tijd is niet dat de waarden van democratie, rechtsstaat, tolerantie en mensenrechten niet meer als idealen worden gezien, maar dat mensen denken – in het bijzonder de intellectuele en bestuurlijke elite – dat ze geen verdediging behoeven. Elke vorm van verdediging wordt afgewezen als militant, agressief, zelotisch, theatraal, fundamentalistisch, onnodig, provocatief, polariserend of ’moreel hysterisch’. Radicale religieuze predikers met de bizarste ideeën over de man-vrouwverhouding, religieuze straffen en homoseksualiteit wordt de hand boven het hoofd gehouden. Zij krijgen prestigieuze staatsprijzen en lucratieve onderzoeksopdrachten. Het lijkt wel alsof een decadente culturele en politieke elite haar tolerantie wil demonstreren door het intolerante salonfähig te verklaren. […]
Vreemd, je voelt het altijd direct als iemand enige ervaring heeft met terrorisme. Dan hoor je iemand niet klagen over het opsteken van een sigaret in een kruitfabriek, maar zich afvragen hoe de samenleving in een kruitfabriek is veranderd.
Misschien kan de Erasmus universiteit beter Fernando Savater op de stoel zetten die nu wordt bezet door Tariq Ramadan.
Lees vooral het hele artikel.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...